Home > Experimenten > The People's Salon
Op basis van observatie en interventie hebben onderzoekers van het Artful Participation project diverse studies rond activiteiten van philharmonie zuidnederland verricht. The People’s Salon was een van de vier experimenten die de onderzoekers samen met musici en staf van dit orkest hebben uitgevoerd.
Hoe kan het publiek van een orkest artistiek bijdragen aan een concertavond? The People's Salonwas een experiment waarbij een groep trouwe ‘Vrienden’ van philharmonie zuidnederland werd uitgenodigd om hun persoonlijke verhalen en herinneringen te delen over het belang van klassieke composities op bepaalde momenten in hun leven. Samen met onderzoekers, musici en staf van het orkest heeft deze groep van reguliere concertgangers een concertavond geprogrammeerd op basis van anekdotes uit hun leven. Het experiment laat zien wat er gebeurt als de artistieke verantwoordelijkheden voor een concert worden gedeeld, en wat een artistiek betekenisvolle vorm van publieksparticipatie kan zijn.
Voor veel reguliere concertgangers heeft klassieke muziek een speciale betekenis in hun leven. In het experiment The People's Salonstond de betekenis van klassieke muziek in het (dagelijks) leven van het publiek centraal. Een groep van vijftien ‘Vrienden’ – trouwe concertgangers die jaarlijks bijdragen aan het orkest – werd uitgenodigd door onderzoekers om een symfonische concertavond voor andere vrienden te programmeren. Door middel van kwalitatieve interviews en twee focusgroepen werden persoonlijke verhalen en herinneringen verzameld over de favoriete klassieke composities van deze vrienden. Samen met de artistieke programmeur en de onderzoekers kozen deze vrienden vervolgens het repertoire voor een concertavond op basis van die verhalen en anekdotes.
Het doel van The People's Salon was om de relatie van Friends met het orkest te veranderen. Men wordt Vriend van het orkest door geld te doneren. In plaats van geld vroegen we Vrienden om hun persoonlijke verhalen te ‘doneren’, en (deels) artistieke verantwoordelijkheid te nemen voor het programmeren van een avond voor mede-Vrienden. De focusgroep-bijeenkomsten en de semi-open interviews met individuele vrienden lieten zien dat herinneringen en verhalen over muziek steeds aanleiding waren voor intense gesprekken over de betekenis en het belang van klassieke muziek in het leven van mensen. Hierdoor gingen de onderzoekers nadenken over een concert in de vorm van een intieme muziekavond, een traditie die in de salons van Parijs rond 1900 tot bloei was gekomen. De muziek fungeerde in zulke salonbijeenkomsten als stimulans en kader voor het ontmoeten van gelijkgestemde geesten uit de gegoede burgerij. Door uitwisseling van verhalen en herinneringen over de betekenis van klassieke muziek in ons leven beoogde de avond meer inzicht te geven in het feit dat publiek zich op verschillende wijze tot klassieke muziek kan verhouden, en dat verantwoordelijkheid voor orkest en programmering op verschillende manieren kan worden ingevuld.
De voornaamste uitdaging in dit experiment was het delen en verdelen van de artistieke taken en verantwoordelijkheden voor het organiseren van de concertavond tussen de betrokken Vrienden, de onderzoekers en de orkeststaf, met name de artistieke programmeur. In de focusgroepen stelden de Vrienden zich heel open op en soms reageerden ze zelfs emotioneel bij het delen van persoonlijke herinneringen en verhalen. Sommige ervan waren gekoppeld aan praktische, alledaagse situaties, zoals in het geval van een Vriend die in haar auto graag naar symfonisch repertoire luistert om het lawaai van de motor minder vervelend te maken. Andere verhalen hadden een meer emotioneel karakter, zoals een Vriend die in de week dat zijn vrouw overleed naar Rachmaninoffs Tweede pianoconcert luisterde, en die nu, wanneer hij bij gelegenheid die muziek opnieuw hoort, steeds het gevoel krijgt dat zijn overleden vrouw naar hem knipoogt.
De Vrienden vonden het leuk om over klassieke muziek te praten en hun persoonlijke ideeën en herinneringen te delen. Voor sommigen was het “makkelijker om zich composities te herinneren”, of zij vonden dat “het niet ging om technische termen en uitingen, maar om wat muziek kan oproepen”. Praten over klassiek repertoire in de vorm van persoonlijke herinneringen leek een stem te geven aan sommige Vrienden. Zo vertelde een Vriend het volgende: “Herinneringen en verhalen en wat de muziek oproept, hoorde altijd meer bij popmuziek. Ik was me niet bewust dat je zo ook over klassieke muziek kon spreken. En ik had niet verwacht dat al die kenners hier plezier zouden beleven aan de meer eenvoudige en toegankelijke composities, zoals ook wij dat deden. Dat opende voor ons de wereld van klassieke muziek.”
De deelnemende Vrienden voelden zich verantwoordelijk voor het proces. Zoals een van hen na afloop opmerkte in een evaluatie-enquête: “Vooral na de eerste bijeenkomst voelde ik me echt co-programmeur van een mooie muziekavond.” Verantwoordelijkheid in artistieke zin werd ook gevoeld bij het nemen van de uiteindelijke beslissingen over het repertoire van de avond. Dit was lastig voor sommige Vrienden, want het hield in dat “je geen recht kon doen aan alle mooie, persoonlijke en gekoesterde herinneringen, wat betekent dat we sommige mensen zullen teleurstellen”. Anderen vonden het moeilijk om “andere visies op muzikale smaken” te accepteren, of om “werkbare ideeën” naar voren te brengen. Op basis van de interviews en de eerste focusgroep stelden de onderzoekers een verhaallijn van terugkerende thema’s voor: jeugdherinneringen, liefdesverhalen, alledaagse situaties (zoals naar de autoradio luisteren), en troost bij verlies en verdriet. Dit bood een mogelijke structuur voor de concertprogrammering.
Tijdens de tweede focusgroep bleek dat de Vrienden vooral solostukken en kamermuziek hadden gekozen, terwijl er een middelgroot symfonieorkest was ingepland. Omdat er niet genoeg persoonlijke verhalen waren die betrekking hadden op orkestwerken, deden de artistieke programmeur van het orkest en de onderzoekers verschillende voorstellen voor symfonisch repertoire.
Door deze artistieke interventie konden we de Vrienden meenemen in het besluitvormingsproces, dat gewoonlijk volledig in handen is van de artistieke programmeur. Dit had betrekking op de instrumentatie van de partituren, het aantal beschikbare musici, en de kosten van het inhuren van extra musici, dan wel van de bewerking van het arrangement om bij de instrumentatie aan te sluiten. Uiteindelijk werden de Vrienden, de onderzoekers en de artistieke programmeur het eens over twee symfonische composities die haalbaar waren in termen van beschikbare musici en repetitietijd en die ook aansloten bij de thema’s van de avond.
Om praktische en logistieke redenen, zoals tijdgebrek, werd het vinden van een geschikte concertlocatie overgelaten aan de onderzoekers. We keken eerst naar twee historische locaties in het stadscentrum van Maastricht, met de eind-negentiende-eeuwsede sfeer die herinnert aan de Proustiaanse muzieksalons, maar die waren in januari 2020 niet beschikbaar. Hierdoor realiseerden we ons ook dat we er eigenlijk helemaal niet op uit waren om zo’n negentiende-eeuwse salon en de sociale context ervan terug te halen. We gebruikten de salon eerder als een richtinggevende metafoor, voor het bij elkaar brengen van interactie en muziek rond de betekenis van klassieke muziek in ons leven.
We vonden toen een oude cementfabriek net buiten het stadscentrum, AINSI genaamd. Deze locatie, die was opgeknapt voor culturele voorstellingen, beschikte naast de standaard theaterzaal ook een grote foyer vol sofa’s te midden van de achtergebleven industriële machinerie. Hierdoor kreeg de ruimte met haar betonnen muren en plafonds een zekere hedendaagse rauwheid, een esthetiek die nog werd versterkt door de combinatie met oude vloerkleden, tafels en leunstoelen. De theaterzaal bood plaats aan 150 mensen. Dit vormde een beperking voor het aantal Vrienden dat aanwezig kon zijn. Nadat alle 2500 Vrienden van het orkest waren geïnformeerd over het concert, dat zij gratis konden bijwonen, was de zaal dan ook binnen een dag volgeboekt.
De gedachte was om in de verschillende ruimtes in AINSI niet alleen een muziekpodium te maken, maar ook een ruimte waar het publiek met elkaar kon praten. In de focusgroepen hebben we de toneelschikking besproken en hoe we sommige verhalen in de opzet van de concertavond een plaats konden geven. De musicus-onderzoeker had voorgesteld om de verhalen op verschillende plekken te ensceneren en het publiek te vragen om van de ene naar de andere plek te lopen, als een metaforische levensreis. Dit zou echter een nauwkeurige planning vergen van de bewegingen van musici en publiek tijdens het concert, en vlak ervoor werd dan ook door de onderzoekers besloten om alle muziek in de zaal uit te voeren en de foyer te reserveren voor de onderlinge gesprekken van het publiek.
De Vrienden en onderzoekers besloten toen samen om sommige Vrienden te vragen om hun verhaal live tijdens het concert voor te lezen, in het format van een talkshow met een gespreksleider. Deze taak nam de paukenist van het orkest op zich. We vroegen de Vrienden eveneens, als ambassadeurs van klassieke muziek, om in de pauze en na afloop van het concert onderlinge gesprekken te beginnen met de andere leden van het publiek over de waarde van klassieke muziek in het eigen leven. De deelnemende Vrienden waren gemotiveerd om deze rol op zich te nemen, want sommigen van hen wilden klassieke muziek “toegankelijker” maken, “dichter bij de mensen” brengen en “het gewone publiek” bereiken, “niet slechts de verstokte experts”.
De feitelijk toneelschikking werd in de dagen voorafgaand aan het concert uitgevoerd door de musicus-onderzoeker samen met de technische staf van zowel het orkest als AINSI. Zij moest voortdurend laveren tussen haar oorspronkelijke ontwerpplan en talloze kleine en grote details, zoals de plek van het orkest en van de kleinere ensembles die kamermuziek zouden uitvoeren. De omvang van de zaal zelf, alsmede de akoestiek ervan, zorgde voor beperkte keuzemogelijkheden ten aanzien van de plaatsing van de musici en het publiek.
Het gebruik van gekleurde lampen om tussen de stukken door de sfeer te veranderen leidde tot protest van sommige musici omdat ze hun partituur niet goed meer konden lezen. Op de valreep deed de musicus-onderzoeker nog een laatste poging om te voorkomen dat het decorontwerp zou terugvallen naar de conventionele orkestsetting bij uitvoeringen: zij haalde een paar sofa’s uit de foyer naar de zaal en zette tafeltjes neer met een bloemetje erop, wat door enkele leden van het orkestproductieteam met enige twijfel werd aanschouwd. Uiteindelijk verliep die avond alles gesmeerd: de afwisseling tussen de voorgelezen verhalen van de Vrienden op het toneel en de muziekuitvoeringen – zoals Mozarts Rondo alla TurcaRimski-Korsakovs Sheherazade en Bachs Derde Brandenburger Concert – gaf het aanwezige publiek een gevoel van herkenning, zoals viel op te maken uit hun reacties gedurende de avond.
Wat er op de avond van 25 januaride2020 daadwerkelijk in AINSI plaats vond, week af van het aanvankelijk ontworpen plan van de musicus-onderzoeker. Het hele proces – van blauwdruk naar concertuitvoering – vereiste een inbreng van veel verschillende mensen: Vrienden, orkestmusici en staf, technische staf van het orkest en de zaal, en wij als onderzoekers. Door met opzet belangrijke aspecten van de programmering en verdere invulling van de concertavond te veranderen, leerden we dat ogenschijnlijk triviale keuzes betreffende de toneelschikking of de doorloop van het publiek artistiek van belang zijn voor het scheppen van de juiste sfeer voor de artistieke programmering van de avond.
Materiële aspecten, zoals het betonnen uiterlijk van het gebouw en zijn akoestiek, de achtergelaten industriële machinerie en de oude sofa’s, het programmaboekje met de verhalen van het publiek – alles droeg bij aan de artistieke kwaliteit van de muzikale situatie tijdens de avond van het concert. Het gaat hierbij uiteraard niet om een inzicht dat voor alle betrokkenen nieuw is; de productieleider van het orkest was zich goed bewust van de artistieke consequenties van zijn keuzes. Het experiment maakte dit echter wel zichtbaar en bespreekbaar voor onderzoekers, publiek, musici en staf.
Al was het onze voornaamste doelstelling om de artistieke verantwoordelijkheid met de Vrienden – in hun rol van co-organisator – te delen, uiteindelijk leerden we dat de diverse artistieke verantwoordelijkheden tijdens het concert in feite voortdurend rondgingen tussen de aanwezigen en de diverse materiële aspecten. Het luisteren naar persoonlijke verhalen droeg niet alleen bij aan een andere luisterervaring, zoals sommige Vrienden aangaven in een focusgroep na afloop van het concert, maar opende ook nieuwe wegen om klassieke muziek relevant te laten zijn voor mensen. Op hun beurt zeiden orkestmusici dat zij de toewijding van hun publiek konden voelen in de intensiteit van hun aandacht. De artistieke programmeur en andere betrokken stafleden van het orkest zijn bovendien gaan nadenken over de mogelijkheden van dit experiment als een nieuwe concertformule die bijdraagt aan de verbreding van de verhouding van het publiek tot de klassieke muziek.
In reguliere concerten heeft het publiek weinig invloed op de organisatie van de concrete uitvoering. Zo wordt gewoonlijk ook de beoordeling van de kwaliteit van symfonische muziekuitvoeringen overgelaten aan experts, terwijl de gewone bezoeker zich meestal als een leek beschouwt of hooguit een liefhebber. Door te kijken naar de persoonlijke verhalen van de Vrienden beoogde dit experiment een minder hiërarchische situatie te scheppen door de toeschrijving van expertise aan het publiek – de expertise om de betekenis van klassieke muziek in het eigen leven op waarde te schatten.
The People's Salon was een experiment waarin de artistieke verantwoordelijkheid voor een concertavond werd gedeeld met het publiek. De rol van het publiek werd verbreed: van luisteraar naar co-organisator van de concertavond. In plaats van artistieke verantwoordelijkheid ‘uit te besteden’ aan leden van het publiek als onbetaalde liefhebbers, werden de Vrienden uitgenodigd om in het experiment als burgers medeverantwoordelijkheid te nemen voor een praktijk waar zij zielsveel om geven. Zij lieten zien hoe klassieke muziek er voor verschillende mensen op verschillende manieren toe kan doen.
Door hun verhalen te delen lieten leden van het publiek zien hoe zij in letterlijke zin leven met klassieke muziek, in plaats van die muziek slechts bij concerten te ‘consumeren’, zoals men dit vanuit een neoliberale blik zou begrijpen. Door bovendien te experimenteren met een andere toneelschikking en een afwijkend decorontwerp werd zichtbaar hoe artistieke keuzes als het ware tussen mensen en materialen rondgaan, waardoor de muzikale situatie zich kan ontvouwen. Dit besef maakt het mogelijk voor het productieteam, de musici en de orkeststaf om zich een voorstelling te maken van alternatieve concertsituaties.
Om meer te lezen over publieksparticipatie vanuit het perspectief van de programmeur, lees de Reis van de Programmeur.
Wil je meer lezen over dit experiment? Voor een uitgebreide beschrijving zie de volgende wetenschappelijke artikelen:
Peters, P., Van de Werff, T., Benschop, R., Eve, I. (2022) Artful innovation: How to experiment in symphonic music practice. In Chaker, Sarah & Petri-Preis, Axel (eds), Tuning Up – Innovative Potentials of Musikvermittlung. Bielefeld: Transcript Verlag.
Eve, I. (2020) The Same but Differently. Maastricht: Research Centre for Arts, Autonomy & the Public Sphere.